Met Casper op duurzame en kleinschalige Wadexpeditie. Het is zijn missie om iedereen het unieke van het Wad te laten beleven
Zijn bureau liep prima maar de commerciële marketingwereld ging hem tegenstaan. Vorig jaar besloot Casper Meinders (46) toe te geven aan zijn verlangen om zijn liefde voor het wad aan anderen over te brengen. Dat doet hij met kleinschalige en duurzame Wadexpedities. „Door mijn verhalen te vertellen, hoop ik dat mensen zich bewust worden van de rijkdom en de kwetsbaarheid van de natuur.”
„We gaan níet naar de zeehonden.” Op het dek van de meer dan honderd jaar oude Dolfijn hebben zich op deze zonnige zondagochtend meer dan dertig mensen gemeld.
Dat dit een andere wadexcursie wordt dan de meeste mensen gewend zijn, maakt Casper Meinders in de haven van Lauwersoog meteen duidelijk. De expedities van zijn organisatie ‘Van het Wad’ gaan niet naar de zeehonden – „zeehonden zijn geen attractie en ze hebben hun rust nodig” – en er wordt vandaag ook niet wadgelopen. Hij wil zijn gasten de Wadden- en Noordzee op een duurzame en kleinschalige manier laten ontdekken. Hóe hij dat doet? „Door de mensen weer te leren kíjken.”
Van het Nederlandse deel van de Waddenzee is nog maar een derde deel over
De kinderen in het gezelschap worden naar het voordek geroepen. Of ze de scheepsbel willen luiden. Kapitein Laurent zet de motor in de vooruit en onder luid gerinkel van de scheepsbel – en gejuich van de kinderen – zet de Dolfijn koers naar Schiermonnikoog. Meinders steekt meteen van wal, vraagt zijn gasten of ze weten hoe veel eilanden de Waddenzee heeft (61!), vertelt dat het het allerbelangrijkste foerageergebied voor trekvogels ter wereld is en dat er van het Nederlandse deel van de oorspronkelijke Waddenzee nog maar ongeveer een derde deel over is. De gasten kijken hem ongelovig aan. „Voordat in 1932 de Afsluitdijk werd voltooid, hoorde de Zuiderzee ook tot het Waddengebied, net als de Lauwerszee. Nog eerder liep dwars door Friesland de Middelzee. Leeuwarden ontstond uit drie terpen die aan de oever van deze zee werden opgeworpen. Het Reitdiep was een getijdenrivier, eb en vloed drongen door tot diep in de stad Groningen, het land ten noorden van de stad bestond vooral uit kwelders. We moeten extra zuinig zijn op het overgebleven deel.”
Naast zijn baan in de reclame – hij runde het reclamebureau BURO-050 – was Casper Meinders vijftien jaar wadloopgids en strandjutter. „Er is weinig mooier dan wadlopen, ik doe het zo nu en dan nog steeds met kleine groepjes. Maar het gidsen van grote groepen ging me steeds meer tegenstaan en bij wadlopen gaat het vooral om de sportieve prestatie terwijl ik steeds meer de behoefte kreeg om te vertellen, om mijn verwondering over het Wad aan anderen over te brengen. Daarnaast voelde ik me steeds minder thuis in de commerciële omgeving van de reclame en marketing.” Vorig jaar besloot hij het roer om te gooien en met zijn partner Anja Mellink duurzame wadexpedities te gaan organiseren, op de Waddenzee en Schiermonnikoog. „Niet iedereen kan wadlopen, wij willen ongedwongen tochten aanbieden die voor iedereen toegankelijk zijn.”
Om te illustreren hoe divers het gezelschap ook vandaag is, maakt hij een weids armgebaar naar de mensen aan dek. „Kijk maar. Onze jongste gast vandaag is 7, de oudste bijna 80.” Het is Meinders’ missie om iedereen het unieke van het Wad te laten beleven. „Bij onze expedities gaat het er niet om om zo snel mogelijk naar een zandbank met tachtig rustende zeehonden te scheuren en dan gauw weer terug naar de haven om friet te eten. ‘Waddenfastfood’ noem ik dat. Wij varen langzaam, werken met kleine groepen en hangen iedereen een verrekijker om de nek. Ik wil mensen graag weer actief leren kijken, de verwondering laten beleven die ze als kind voelden. Want als je goed kijkt, zie je zo veel meer. En één voorbijzwemmende zeehond met een dikke schol in zijn bek is net zo mooi als tachtig zeehonden.”
“Onze jongste gast vandaag is 7, de oudste bijna 80.” Foto Andries Dijkstra
Ik zet mijn groepen liever op de veerdam af dan op de kwetsbare kwelder
Lexi, de jongste aan boord, en haar broer Thygo van 11 uit Woldendorp, turen intensief over de zee en strepen in hun gekregen ‘logboekje’ af wat ze zien. Oesterschelpen en krabben konden ze meteen in de haven afvinken, sterns lieten zich al zien en ook de rode en witte toren van Schiermonnikoog springen al snel in het oog. Straks op het strand komt er ongetwijfeld nog meer bij. Ondertussen hebben zich op het dek verschillende groepjes gevormd rond Meinders en rond de Wadlanders, zoals hij de leden van zijn ondersteunende team noemt. Anja Mellink, Ronald Rozema, Andries Dijkstra en kapitein Laurent van Olphen zijn alle vier doorgewinterde wadkenners. Op de voorplecht wordt bij een kop koffie de beknopte geschiedenis van Schiermonnikoog doorgenomen, midscheeps gaat het over de heremietkreeft en in de stuurhut wordt uitgelegd dat de Waddeneilanden naar het oosten wandelen en dat waar nu de oostpunt van Ameland ligt 400 jaar geleden het westelijkste deel van Schiermonnikoog te vinden was.
Na een uurtje varen meert de Dolfijn af aan de veerdam van Schiermonnikoog. Meinders: „Bij alles wat ik doe is mijn basisvraag: ‘wat levert het op voor het wad?’ Ik zet mijn groepen liever op de veerdam af dan op de kwetsbare kwelder. Ik vertel er ook bij waaróm. Daar leren ze meer van dan wanneer ze wel op die kwelder staan maar er snel doorheen banjeren om zo gauw mogelijk op het eiland te zijn. Daarom hecht ik ook aan kleine groepen en voldoende Wadlanders op elke tocht. Als je met grote groepen op pad gaat, bereik je de mensen niet met de verhalen. En dat is wel precies waar het mij om gaat.”
Maar eerst komen er verhalen, uit zeven houten doosjes
Een gecharterde bus staat klaar om de expeditiegangers naar het Noordzeestrand te brengen. Aan het eind van de Badweg lopen we de strandopgang over. „Zóóó hééé, dit is wel even anders dan Zandvoort,” roept een van de vriendengroep uit de Randstad. Her en der zijn zonnebaders, zwemmers en wandelaars te zien, maar het mag geen naam hebben. In een minuut of tien loopt de groep naar een verlaten plek bij een paar beginnende duintjes, niet ver van de waterlijn. Uit de Jutterskar, die al bij de strandopgang klaarstond, halen de Wadlanders schepnetten, grote visnetten en waterbakken tevoorschijn.
Maar eerst komen er verhalen, uit zeven houten doosjes. Meinders laat een stuk barnsteen zien, een van zijn allereerste vondsten op het eiland. „Toen ik nog in de reclame werkte, pakte ik vrijwel elke vrijdag de boot van half zeven naar Schiermonnikoog. Om de kop leeg te maken. Om half acht stond ik op het strand en dan was het lopen, lopen, lopen. Vaak naar de oostpunt en weer terug, zo’n 30 kilometer op een dag. Op een goede dag spoelde een bruine steenklomp ter grootte van een tennisbal bijna letterlijk voor mijn voeten aan. Ik had net een artikel over barnsteen gelezen. Dit leek erop, maar van barnsteen vind je toch alleen kleine kiezels? Ik had ‘m bijna weer in zee gesmeten, maar nam ‘m toch mee naar Schiermonnikoogs schelpendeskundige Thijs de Boer. Het was dus wél barnsteen.”
Na die vondst wilde Meinders meer barnsteen vinden. Andere opvallende dingen? Hij zag een mooie schelp, daarnaast lag weer een andere soort… en toen was het hek van de dam. „Vanaf dat moment liep ik anders over het strand, ik ging jútten, verdiepte me in mijn vondsten en leerde hoe rijk de Noordzee is. Na een dag jutten kom je niet alleen thuis met een tas vol schelpen, maar ook met een tas vol verhalen. Het blijft altijd een verrassing wat de natuur mij geeft. Zo vond ik eens een gloednieuwe sporthengel. Daar had ik wel lol in. Ik zie dan helemaal voor me hoe een vent op een boot staat te vissen en opeens die hengel uit zijn handen ziet glippen door een iets te grote vis. Dan heeft de natuur dus duidelijk weer gewonnen.”
Wat Meinders ook aanspreekt, is dat hij van een simpele strandvondst soms opeens in de wetenschappelijke wereld verzeild raakt. „Ik vond een jaar of vijf geleden een stuk schedel van een blauwvintonijn, een van de grootste tonijnsoorten. Er was al een theorie dat die vissen vanuit Scandinavië ook de Nederlandse Noordzee zouden bereiken. De vraag was alleen wanneer. Naturalis bevestigde dat mijn vondst een van de eerste bewijzen van die theorie was.”
Ik stond met tranen in mijn ogen toen ik het strand zag
Het stuk barnsteen dat uit het eerste doosje komt, is minimaal 60 miljoen jaar oud, afkomstig uit het oerbos dat stond waar nu Denemarken ligt. Meinders vertelt over een menselijk scheenbeen dat hij op het strand vond. „Dat was echt CSI op Schier. Menselijke resten moet je bij de politie melden; het been werd doorgestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut. Daar werd vastgesteld dat het had toebehoord aan iemand die tussen 291 en 183 voor Chr. leefde, de tijd van de eerste terpenbouwers. Stel je voor, dat heb je dan gewoon in je hand!” Hij vond op het strand ook delen van zeemijnen en vliegtuigen uit beide wereldoorlogen, honderden kleppen van de noordkromp – „het oudste dier ter wereld, bij IJsland is een exemplaar van 507 jaar gevonden” – en een aantal poppen van de Duitse voetballer Podolski. Hij laat er een zien. „De rest van de Mannschaft is veilig in Hamburg aangekomen, maar een container met Podolski’s ging vijftien jaar geleden boven Terschelling overboord. Ik vind ze nóg.”
Uit het laatste doosje komt een felroze plastic My Little Pony tevoorschijn, inclusief een priegelig klein haarborsteltje en… handtasje. „Dit is een van de grootste mysteries voor mij,” lacht Meinders, „wat moet een pony met een handtas?” Zijn lach heeft een grimmig ondertoontje, want dit lelijke plastic prul is een van de miljoenen prullen die aanspoelden nadat op Nieuwjaarsdag 2019 de MSC Zoe 342 containers boven de Waddeneilanden verloor. „Ik stond met tranen in mijn ogen toen ik het strand zag. Deze rotzooi en alle andere plastic rommel is een ramp voor het leven in zee. Dieren raken verstrikt in visnetten en krijgen plastic in hun maag. Dat uiteindelijk overigens ook in onze maag en bloedbaan terechtkomt… Maar met al deze vondsten bij elkaar wil ik ook zeggen: de hele geschiedenis spoelt op het strand aan. Het ligt gewoon voor je voeten. Leer ervan! Ik vind het machtig.”
Wat hebben we in die paar uurtjes dat we hier zijn al veel geleerd van Casper en zijn Wadlanders
Dan is het tijd om zelf te gaan jutten. De expeditiegangers krijgen een schelpenzoekkaart mee, een juten zakje en het verzoek om ook rommel mee te nemen en in een van de grote juttassen te doen.” De groep verspreidt zich over het strand, om na een klein uurtje met de meest uiteenlopende vondsten terug te komen. Wat op een hondendrol lijkt, blijkt een stuk klei te zijn. Er ligt een stuk steenkool. Onduidelijke bruine klompjes met gaatjes benoemt de expeditieleider zonder aarzelen als stukken veen met gaten van de boormossel. Bij het rugschild van een sepia vertelt hij wat voor kunstenaar deze inktvis met de grote ogen is. „Ik vind het een fantastisch dier. Hij ziet eruit als een alien , kan alle mogelijke kleuren aannemen en zich zelfs onzichtbaar maken om zo beter garnalen te kunnen vangen. En dat zwemt gewoon in onze eigen Noordzee!”
Zee-egels, Japanse oesters en Amerikaanse zwaardschedes passeren de revue en overal is een verhaal bij. „De zwaardschede viert dit jaar een jubileum. In 1971 loosde een Amerikaans schip in Hamburg zijn ballastwater, dat vol bleek te zitten met larven van deze weekdieren. In 1973 werd de eerste melding op Schiermonnikoog gedaan. Nu is het de meest gevonden schelp van Noord-Scandinavië tot Zuid-Frankrijk.” Een van de kinderen vindt een dode krab. Het schildje is bezaaid met zeepokken. „Jij hebt niet één dier gevonden,” vertelt Meinders het glunderende meisje, „maar 1, 2, 3…. 33!”
Dertigers Agnes Ezendam en Danny Moons uit Hilversum stallen handenvol vondsten uit op het zeil met afbeeldingen van schelpen. Het duizelt ze nog net niet, maar, zegt Ezendam, „wat hebben we in die paar uurtjes dat we hier zijn al veel geleerd van Casper en zijn Wadlanders. Dat de eilanden naar het oosten verschuiven, wist ik niet. En dat kleurloze kwallen niet steken ook niet. De haartjes aan hun tentakels zijn te klein om door onze huid heen te gaan.” Moons staat versteld van wat de nieuwe windmolenparken in de Noordzee teweegbrengen. „Casper vertelde net dat bruinvissen, de kleinste walvissoort ter wereld, gedesoriënteerd kunnen raken door de continue trillingen rond de palen van de windturbines. Dat kan hun sonar voor het opsporen van voedsel verstoren, waardoor ze hun prooi niet meer kunnen lokaliseren. Gelukkig wordt nu onderzocht of dat voorkomen kan worden door cilinders met een luchtbellengordijn rond de palen te bouwen, zodat de trillingen niet verder de zee in gaan. Mooi van die windmolenparken is dan weer wel dat zeekreeften er een nieuw leefgebied vinden, zij maken holen rond de funderingen in de bodem. Zulke dingen zijn toch prachtig om te weten?”
Weer zijn er prachtige vondsten, mét bijbehorende verhalen
Na het jutten wordt er met z’n allen gevist, met een sleepnet. Een van de oudere echtparen blijft lekker in het zand zitten en ziet wat de anderen met enthousiasme binnenhalen. Het is verfrissend om met de voeten in het water te staan en mooi om de branding in duizenden schuimvlokjes uiteen te zien vallen. Weer zijn er prachtige vondsten, mét bijbehorende verhalen. Meinders praat steeds sneller, zijn kennis lijkt eindeloos. De expeditieleden blijven met vragen komen, maar het water komt ook dichterbij. Het is tijd om het tijdelijke jutterskamp op te breken. „Mooi dat de natuur me stopt,” vindt Meinders. „We gaan lopen, mensen. Als jullie nog vragen hebben, straks aan boord is er nog voldoende tijd.”
Via de vuurtoren zet de groep koers naar het dorp waar nog tijd is voor een ijsje. Ervaringen worden uitgewisseld, verhalen gedeeld. Anja Mellink aanschouwt het en geniet. „Dit gebied doet mensen zich openstellen voor elkaar. Deze mensen kenden elkaar vanochtend nog niet, kijk hoe er nu onderling gesprekken ontstaan. Het sociale aspect vind ik ook zo mooi van deze tochten, je maakt herinneringen met elkaar. En het is ook dé manier om bij kinderen een zaadje te planten. Uit hun verwondering ontstaat vanzelf liefde voor de natuur. Casper kweekt nieuwe ambassadeurs voor het Waddengebied. Dat weet ik zeker. Niet alleen onder de kinderen trouwens, ook veel volwassenen weten niet wat ze zíen hier.”
Mellink ruilde vorig jaar haar full time baan in het strafrecht in voor een part time functie. „Het overlijden van mijn vader op zijn 62ste heeft mij een duidelijke les geleerd: ga niet wachten op ‘later’, doe nú wat je voelt dat je moet doen. Toen Casper mij vroeg om dit samen op te zetten, hoefde ik niet lang na te denken. Casper is zó gedreven, en hij is een meesterverteller, hij móet dit gewoon doen.”
Casper Meinders. Foto: Anja Mellink
Inmiddels hebben we onszelf buiten de natuur geplaatst
Laten zien en vertellen, vertellen, vertellen. Dat is wat Meinders voelt wat hij moet doen. Want hij is bezorgd over wat er gebeurt. „De giraf ontdekte dat hij een voorsprong op andere dieren had als hij bij de toppen van de bomen kon komen. Hij ontwikkelde een lange nek. Panda’s zijn beren maar ze besloten ooit dat ze beter vegetariër konden worden. Twintig jaar geleden aten bruinvissen vooral wijting. Sinds die er minder is, stapten ze over op grondels. Wat ik wil zeggen: om te overleven passen dieren zich aan de veranderende omstandigheden aan. Maar de mens is altijd bezig zijn omgeving te veranderen. Dieren kunnen het tempo van alle veranderingen die wij veroorzaken niet meer bijbenen. Met alle gevolgen van dien. Wat ik ook raar én arrogant vind is dat de mens meestal geen rekening houdt met de andere levende wezens. Terwijl wij zijn maar één soort tussen miljoenen andere zijn. Inmiddels hebben we onszelf buiten de natuur geplaatst. Dat is een groot probleem, want ook wij hebben de natuur nodig om te overleven maar helaas zien we dat niet meer. Het is misschien een utopie dat ik de kloof tussen mens en natuur kan verkleinen. Maar ik probeer het toch, op mijn eigen kleine schaal. Door mijn verhalen over Wadden- en Noordzee te vertellen, hoop ik dat mensen zich bewust worden van de rijkdom en de kwetsbaarheid van de natuur en hun eigen rol daarin.”
Aan boord, op weg terug naar Lauwersoog, komen de vragen weer los. Terwijl de Wadlanders vertellen, staat Lexi met haar moeder en haar logboekje weer aan de reling. Laat daar nou net een zeehond zijn kop boven het wateroppervlak uitsteken en een stuk met de boot meezwemmen… Vinkje! Alleen bruinvis en zeester ontbreken nog. „Maar opa had wel een zeester gezien.”
Als de Dolfijn tegen zessen de haven van Lauwersoog binnenvaart, luiden de kinderen opnieuw de scheepsbel. Op verschillende schepen wordt hetzelfde gedaan, de schippers verwelkomen de Dolfijn in haar thuishaven. Even later zetten meer dan dertig nieuwe waddenambassadeurs voet aan wal.
Paspoort
Naam Casper Meinders.
Geboren 4 oktober 1976 in Baflo.
Opleiding Grafisch Lyceum, Zwolle.
Carrière Strandjutter, Wadmeester en wadloopgids. Oprichter/eigenaar van BURO-050, oprichter/eigenaar Van het Wad ‘voor leerzame, duurzame en onvergetelijke wadexpedities’. In de winter trekt hij als Wadmeester met een goed gevulde jutterskist langs basisscholen, hij is Ambassadeur Waddenzee Werelderfgoed, (als enige niet-eilander) Gastheer Nationaal Park Schiermonnikoog en bedenker van het drankje Wadlander, de ‘vergeten juttersbitter’.
Privé Woont met Anja Mellink en de kinderen David en Sarah in Pieterburen.
Van het Wad
Van het Wad organiseert alle mogelijk expedities. Behalve de beschreven tocht zijn dat bijvoorbeeld kleinschalige wadlooptochten en specials zoals fotografie- en vogeltochten.
Ook zijn er i.s.m. de Balgexpres tochten naar de oostpunt van Schiermonnikoog, expedities speciaal voor jongeren en maatwerkexpedities voor scholen, families en bedrijven.
Meer info: wadexpedities.nl.